De Pieterstraat
Wat fraaie panden in de Pieterstraat.
Eerst pand In de Ouden Waegh 1714 (de N staat verkeerd om), de gevelsteen zit boven de deur. Een paar jaar geleden had het pand nog echt een Luikse allure en op de deur stond Waeghals. En dan hetzelfde pand nu, opnieuw opgeladen. In de fries onder de dakrand staat 1714.
Dan het fraaie Anno Au Bateaux 1733. Een prachtige gevelsteen met een zeilboot aan een touw en toch onder zeil.
En de rode gevel van In Sinte Peeter 1714 We zien Sint-Pieter met twee sleutels, het is immers Petrus van de hemelpoort. Verbouwd 1911.
Tot slot een pand met een raadsel: III X Raeyen 1713 (de N staat verkeerd om). Er staat eigenlijk 3 k’raaien en een merel. Het verwijst naar eigenaar Krewinkel, diens vrouw Merle en hun twee kinderen.
Nog een keer dat pand met die boot in de Pieterstraat want Will Kohlen heeft de volgende wonderlijke anekdote:
Heel mooi Peter maar er zit nog een verhaal achter het huis met de boot. Het gaat over mijn vriend André, die jarenlang in café De Tribunal heeft gewerkt om geld bij elkaar te sparen voor een zeilboot. Het idee voor een boot ontstaat tijdens een ‘hippie reis’ in zijn jonge jaren, liftend door Afghanistan, India, Pakistan en Indonesië. Zijn droom is om in Indonesië een traditionele houten zeilboot te laten bouwen en vervolgens, als kapitein met een lokale bemanning en toeristen, tussen Indonesië en Australië te gaan varen.
Terug in Maastricht volgt hij een cursus zeezeilen en leert na verloop van tijd zelfs een beetje Indonesisch spreken, wat hem zeer populair maakt, vooral bij de moeders van zijn Molukse vrienden.
Als hij na ruim tien jaar werken achter de tap bij Lou (de Schéle) en Joke — in totaal zo’n 60.000,- gulden — heeft gespaard, besluit hij eindelijk zijn droom te realiseren en naar Indonesië te vertrekken om daar de zeilboot te laten bouwen. Alleen heeft hij in de tussentijd een relatie gekregen met een bepaald niet onaantrekkelijke jonge dame genaamd Ineke. Hoewel hij haar altijd al had verteld van zijn plannen, besluit Ineke hem achterna te reizen als André richting Indonesië vertrekt.
God mag weten welke magische middelen of overtuigende technieken vriendin Ineke heeft ingezet. Ik neem aan vooral haar goddelijke lichaam, want het is haar toch maar gelukt om de droom die André al meer dan tien jaar koestert, uit zijn hoofd te praten. Uiteindelijk keert hij met haar terug naar Nederland, en van de zeilboot of Indonesië is daarna nooit meer iets vernomen.
André gaat na zijn terugkeer uit Indonesië terug naar zijn oude vak en gaat weer als goudsmid aan de slag. Het geld voor de boot staat nog altijd op de bank wanneer hij op zoek gaat naar een oud, liefst monumentaal pand — met ruimte voor een winkel of atelier op de begane grond, voldoende woonruimte erboven, en een tuin.
Als hij een geschikt pand vindt, vraagt hij aan zijn hardloopvriend Sjors — tevens eigenaar van café De Auw Klok — en aan mij om mee te gaan kijken. Het pand past helemaal in het plaatje: de ligging, de indeling én de prijs zijn prima. Maar wat vooral de doorslag geeft, is als Sjors omhoog kijkt en aan André vraagt of hij heeft gezien wat er in de gevelsteen in het midden staat. Als we ons alle drie tegelijk omdraaien en omhoog kijken, valt André zijn mond langzaam open en mompelt hij: “Godmejaar… dát is eine boot”