De Cellebroederskapel
Zie ook Magazines
De cellebroeders waren een 13de eeuwse kloostergemeenschap en dit klooster is begin 16de eeuw gebouwd. Het is een zaalkerkje met aan de noordzijde een aanbouw. Het onderste deel is een kloostergang met korfboogvensters. Daarboven zien we vakwerk opgevuld met baksteen. Het hout is ossenbloedrood, de ramen zijn glas-in-lood. De aanbouw is van 1705, al doet ie ouder aan. Op de tekening van Philippe van Gulpen staat die aanbouw raar genoeg niet getekend.
De orde woonde hier tot 1797, toen werd ze door de Fransen verdreven. Sindsdien hebben de gebouwen diverse functies gehad: gevangenis, tehuis voor zieken en gebrekkigen, opslag van een lommert, opslagruimtes of ateliers. Het klooster is wegens bouwvalligheid in 1940 en 1954 afgebroken.
Sinds 1995 valt de kapel onder de stichting Cellebroederskapel en kan de ruimte gehuurd worden voor culturele evenementen en plechtigheden.
Binnen in de kapel valt het prachtige plafond op. Er hangen drie hedendaagse luchters aan, in 2012 gemaakt door de Maastrichtse vormgever Pieter Spruyt. Het plafond is rijk beschilderd, net als de westgevel. Daar zijn de resten van Het Laatste Oordeel. Er staat een fraai 18de eeuws orgel van de Maastrichtse orgelbouwer Joseph Binvignat.
In sommige tegels op de vloer staat een nummer. Die verwijzen normaal naar een lijst met graven. Of dat hier ook zo is? Misschien zijn hier wel net zulke kelders als in de Waalse Kerk.
Het maaswerk in de ramen en schijnramen zijn laatgotisch.
We kijken nog wat beter naar het plafond om te genieten van het prachtige netwerk van ribben, de knopen, de schilderingen en de rijke uitstraling van dat alles.
Tussen gewelf en dak. Daar zien we de kapconstructie en de loopbrug.
Er staat een ladder die via een bordesje verder omhoog gaat. Dan kom je in de dakruiter. Die is in 1963 geplaatst als een kopie van een versie uit 1705.
Verder zien we de bollingen van het gewelfde plafond. Tussen de bollingen van de gewelven en de houten balken zit geen verbinding, het gewelf hangt niet aan de balken. De bolle bovenkant weet vast niet hoe mooi de holle onderkant is. En een foto van het driezijdige koor.
Buiten zijn twee gedenkstenen ingemetseld. De bovenste: Desen Bouw Heeft Doen Maecken Br. Henricus Kerckhoofs Pater Deses Convets ende Diffinitor Van Het Orden Der Cellebroeders Int Yaer 1706
Daaronder een steen met B.H.K.H.P.1709. Zou B.H.K. staan voor Broeder Henricus Kerckhoofs? En H.P. voor Hic Posuit: Hier Geplaatst? In 1709 is deze steen hier geplaatst door Broeder Henricus Kerckhoofs?
In de kloostergang zijn ook enkele gedenkstenen. Er zijn er twee naast elkaar. Op de linker staat (…)IO DO 1588. Waarschijnlijk was het ooit ANNO DO en is er een stukje weggevallen. Er zit een wapenschild tussen.
Dan een zandloper met Cogita Mori. Het betekent ongeveer hetzelfde als memento mori: gedenk te sterven.
Dan twee engeltjes in een kapiteeltje. Ze houden de doornenkroon van Jezus vast. De vormgeving is sterk vergelijkbaar met die van de kapel van het Dal van Josaphat (de Beyart), honderd meter verderop. Het vermoeden is dat beide kapellen in dezelfde tijd door dezelfde bouwmeester zijn gebouwd.
𝐇𝐞𝐞𝐥 𝐛𝐢𝐣𝐳𝐨𝐧𝐝𝐞𝐫! Plotseling bereikt ons een hartekreet van heel lang geleden, misschien wel de 16de eeuw. Geschreven in een onooglijk blok mergel dat in de muur van de kloostergang zit. Met wat strijklicht geeft ie z’n geheimen prijs. Er zitten kapsporen van een beitel in om stucpleister beter te laten hechten. Keurig geschreven, zie de horizontale hulplijnen rechtsboven, de letters worden zo even groot. Wie het was, weten we niet, maar wat hij schreef was dit:
Joan. (entio?) cap. O mijn siele E=
nde alle Die verlost zijt me=
tten preciosen bloede jhesv
christe: O Here Gibe mich ver=
duldicheit in min lijden A.
O mijn ziel en allen die verlost zijn door het Kostbaar Bloed van Jesus Christus: O Heer geef me berusting in mijn lijden, Amen.
Aan de andere kant van de tijd was een Mestreechteneer die het moeilijk had…