Sluis 19
Zie ook Magazines
Na de val van Napoleon bepaalde het Congres van Wenen dat Nederland zou bestaan uit België en Nederland, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, met Willem I als koning. Die bepaalde dat de handel tussen zuid en noord versterkt moest worden en hij deed dat ondermeer door de aanleg van kanalen.
Zo is er tussen Den Bosch en Maastricht de Zuid-Willemsvaart aangelegd, bijna 122 kilometer lang met een hoogteverschil van 40 meter. Daarom moesten er sluizen worden aangelegd. Sluis 0 ligt in Den Bosch, Sluis 20 verbindt het Bassin met de Maas.
De vaart moest door de Nieuwe Hoge Fronten en dat was een probleem. Daarom heeft men drie tunnels gemaakt, er is er nog een over.
Sluis 19 lag aanvankelijk bij de Hocht, Smeermaas, maar werd na de afscheiding van België in 1830 in 1863 overgebracht naar Maastricht, de huidige plaats aan de Bosscherweg.
Ik had nog wat foto’s van de sluis die ik jaren geleden gemaakt heb en ik vond de sfeer zo bijzonder en dus ging ik weer eens kijken. De zwart-wit foto’s zijn: Fotocollectie GAM, nummer: 6547, 6548 en 6591. We zien de aanleg van de sluis met de sluiswachterswoningen, de voorloper van de huidige brug en station Boschpoort (in 1861 opgeheven).
De sluizen in de Zuid-Willemsvaart zijn schutsluizen. Met een dubbel stel deuren om te voorkomen dat het kanaal ineens leegloopt en er in Maastricht niks meer overblijft. De ene stel deuren mag pas open als het andere stel gesloten is. Zo kan men schepen schutten, van de ene kant van de sluis naar de andere kant brengen.
Een deur gaat open, het schip vaart naar binnen, de deur gaat dicht, het waterpeil wordt aangepast, de andere deur gaat open en het schip vaart verder. Er gaat zo wel water verloren, maar niet veel.
De deuren krijg je nooit open als er zoveel niveauverschil is. Daarom zijn er schuiven in de deuren, zogenoemde rinketten. Die kunnen op de deur omhoog gedraaid worden met een lier. Daarvoor zijn die zwarte kasten op poten, ze worden schildpadden genoemd. Met een zwengel draait men een tandwiel dat een tandheugel aandrijft, een strip met tanden. Aan de onderkant zit de rinket. En dan draaien maar. De tekening is van Sluis 20, daar zit maar een rinket per deur. In Sluis 19 zijn dat er twee.
En er zijn andere lieren die een halfronde tandheugel aandrijven. Een zijde zit vast aan de deur die daardoor open of dichtgedraaid kan worden.
Om het peil in het kanaal goed te kunnen beheersen, is er het Voedingskanaal aangelegd. Het verbindt de Maas met het kanaal en met een doorlaat bij de Maas. De doorlaat kan open en dicht. De Voeding mondt uit net voorbij het lage deel van Sluis 19.
Voetgangers kunnen de sluis oversteken via de sluisdeuren, maar voor ander verkeer was er een brug nodig. Het werd een ophaalbrug, het brugdeel kan aan een kant omhoog. Daarvoor is er de bekende constructie die bestaat uit de hameipoort en de balans. De poort zijn de verticale staanders, de balans de constructie die er boven tussen zit. Die kan scharnieren. Aan de ene kant zijn er stangen waar de brug aan hangt, aan de andere kant is er een contragewicht zodat de de brug met weinig trekkracht geopend kan worden. De brug scharniert dan onderaan de hameipoort open.
Om te voorkomen dat het verkeer te ver doorrijdt en in de plomperd valt, is er een uitschuifbare boom met stopbord. We zien de handgreep waarmee die naar de overkant van de weg getrokken werd. Tegenwoordig zijn er slagbomen en knipperlichten.
De hele zaak werd bediend door de sluiswachter of zijn knechten, er waren twee woonhuizen voor het personeel, huisnummers 36 en 34. Tegenwoordig gaat de bediening nog steeds handmatig door de havenmeester. Hij moet daarvoor vanuit kantoor Bassin naar de sluis. De brug gaat elektrisch, er staat een kastje voor de bediening naast.
Er is een zeer bijzondere constructie. Als je niet weet waar je naar kijkt, is het bijna onmogelijk om te zien wat het is.
Het is een kaapstanderlier. Een as met verschillende diktes die elektrisch wordt aangedreven. De verschillende diktes zijn voor verschillende snelheden. Op de kolom ernaast zit de bediening. De schijven aan de kaderand horen erbij, net als de kaapstanders verderop. Dat zijn de grote mortierachtige dingen aan de kaderand.
Vroeger had lang niet ieder schip een motor. Er werd gezeild als dat mogelijk was. Maar hier zijn de taluds aan beide kanten te hoog, ze vangen teveel wind. Men moest jagen (voorttrekken over het jaagpad) of bomen met een lange staak. En als een schip stilligt, te wachten voor de sluis, krijg je het maar moeilijk in beweging. Met de lier en een staalkabel kan het schip de sluis in getrokken worden. De tekening laat zien hoe. En als het schip de sluis weer uit moet, maakt men de kabel aan de achterzijde van het schip vast en krijgt het een zetje.
Hier, bij Sluis 19, zou nog het enig overgebleven exemplaar van Nederland staan. Zeer bijzonder dus!
Maastricht heeft heel wat waterwegen. Ik som ze nog maar even op: de Maas, de Jeker, het Julianakanaal, de Zuid-Willemsvaart, Kanaal Bosscherveld, het Voedingskanaal, het Albertkanaal, het kanaal van Maastricht naar Luik die in Mestreech de knaar genoemd wordt, onze binnenhaven, het Bassin, de Besing in het Mestreechs. U ziet ze op bijgaande kaart.
Vanaf begin van de 19de eeuw was het gebied in Maastricht noord van bijzonder groot belang voor de stad. Inclusief het kanaal naar Luik en de vaart naar Den Bosch. Voor de aanvoer van grondstoffen en halffabrikaten voor de maakindustrie en afvoer van de eindproducten. Tel daarbij de verschillende spoorverbindingen en stations en het belang van dit vroege industriegebied is duidelijk. Gelukkig is er nogal wat bewaard gebleven. Historisch erfgoed.
Inmiddels heeft de harde labeur van de maakindustrie plaatsgemaakt voor toerisme en recreatie. Het Bassin is een jachthaven geworden, alleen tussen 1 april en 1 november. De Zuid-Willemsvaart maakt deel uit van een recreatieve vaarroute, de Willemsroute. En de Viersluizentocht van rederij Stiphout gaat door het eerste stuk van de Zuid-Willemsvaart en passeert Sluis 19. Aangezien de brug en de sluis nog met de hand bediend worden, is dat wel een belevenis.