Het Natuurhistorisch Museum
Zie ook Magazines
Het Natuurhistorisch Museum aan het De Bosquetplein 7. Het museum bestaat uit een aantal geschakelde gebouwen. De oudste hoorden bij het klooster van de Grauwzusters die hier vanaf de 17de eeuw zieken verzorgden. In 1796 werd het klooster opgeheven. Sinds 1920 is in het complex het Natuurhistorisch Museum.
Hoe men toen over musea dacht, zien we in het bruin museum, we komen daar een volgende aflevering. Een grote verzameling objecten met een naamkaartje erbij en nauwelijks uitleg. Maar de sfeer is fantastisch. En nu is het museum een plaats voor de geschiedenis van de natuur. Met alle mogelijke audio-visuele middelen die uitleg geven. En dat heeft men bijzonder mooi gedaan.
We komen binnen via een bronzen poort die gemaakt is door de Maastrichtse kunstenaar Hans van de Wetering. We kunnen kijken in de gebouwen, maar ook in de heemtuin waar Limburgse flora en fauna te vinden is. Er staat een buste van dr. Jac. P. Thijsse die uitkijkt op zijn levenswerk: kennis der natuur. Hij is geboren in Maastricht.
En een glazen mausoleum voor Bèr. Maar ik ga niet uitweiden over de collectie, ik raad u aan om die zelf te gaan bekijken. Zeer de moeite waard.
Het aardoppervlak is voortdurend in beweging. Ooit lag Limburg ter hoogte van Suriname en was hier een zee. De kalkdiertjes die daarin leefden en stierven, zijn de oorzaak van het dikke pak kalksteen dat hier ligt, de mergel. Dat pak is wel 60 meter dik. Ook is hier, in een andere tijd, een enorm oerwoud geweest. Omgevallen bomen en struiken zorgden voor een dik pak steenkool. En oostenwinden namen kleideeltjes mee die hier zijn neergevallen als een laag löss, de Limburgse klei. Zo is Limburg gevormd. Er zijn prachtige video’s die duidelijk maken hoe dat ging.
Er is veel onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de natuur, de natuurlijke historie. Er is een laboratorium om de vondsten te onderzoeken en te classificeren. Vandaar dat er kennis is van de bodem van Limburg en de sporen van het verleden die daarin zijn gevonden. En waarom Limburg er uitziet zoals het is.
Die geschiedenis komt in beeld in dit museum. Op bijzonder boeiende wijze. Fossielen, steenlagen, tijdsperiodes, biotopen, opgezette dieren en insecten. Ik zal daarvan wat laten zien, maar niet teveel. U wordt namelijk uitgenodigd om zelf te gaan kijken. Overigens: de meeste fossielen zitten als cement in de Nederlandse gebouwen.
Het museum is in de jaren 20 van vorige eeuw opgericht. Men had toen een heel ander idee over wat een museum moest laten zien. Kasten vol met objecten met een naamkaartje erbij met de Nederlandse en de Latijnse benaming was wel voldoende, vond men. Wie meer wilde weten, ging naar de bibliotheek of raadpleegde een (papieren) encyclopedie. De kasten waren bruin, net als de vloer en het plafond. Nu wordt dit deel het bruine museum genoemd. Een uitstalkast van vreemde en minder vreemde objecten.
Er staat een ijzeren potkachel zodat er gestookt kon worden. Een wat vreemde opvatting over klimaatbeheersing.
Een van de instrumenten om onderzoek mee te doen waren microscopen. Ook stonden kasten vol met lichaamsdelen van mensen en dieren op sterk water, ethylalcohol of formaline, zodat ze niet zouden rotten. En vreemde voorwerpen uit alle delen van de wereld, het is net een rariteitenkabinet.
Net buiten de toegangsdeur staat een apothekerskast uit de 17de-18de eeuw met een uitgesneden kroon met twee cherubijnen in een levensboom. De tekst in het medaillon luidt: mille mala species mille salutis opes. Vrij vertaald: er zijn duizend ziektes, er zijn duizend medicijnen.
Let op: bijzonder! Tussen de tuin en de Jeker staat een muur. Daarin zit een gietijzeren luik dat geopend moet worden met een sleutel. Gelukkig kun je om de muur kijken om te zien wat er aan de andere kant zit. Een afdakje met daaronder een wiel aan een lange verticale as met schroefdraad. Draaien aan het wiel zorgt dat de as omhoog of omlaag gaat. Onderaan is een hekwerk met verticale spijlen. Om drijfhout tegen te houden. Het is dus een inlaat, een sluis, al is de schuif overwoekerd en niet zichtbaar.
Nu is de vraag waarvoor de inlaat dient. In 1897 is de middentak van de Jeker, die door de Looiersstraten liep, gedempt. Men heeft toen meteen een riool aangelegd dat begon bij het De Bosquetplein. Het sluisje was daarop aangesloten om van tijd tot tijd te openen en het riool door te spoelen met water van de Jeker. (Dank aan drs. Ingrid M H Evers)