P1009657

De Sint-Janskerk

Zie ook Magazines

Het plafond. Ik wandelde wat rond in de Sint-Jan, toen mijn oog viel op het plafond (šŸ˜‚dat kan natuurlijk niet, het is bij wijze van sprekenšŸ˜µā€šŸ’«). Het ziet er wat vlekkerig uit met wat rare plakkaten, weinig opwindend dus. Maar zoals wel vaker is een korte blik niet voldoende. Want er waren toch wat rare lijnen te zien, zo onduidelijk dat het nauwelijks opvalt. Stucwerk en schilderingen. Stengels, ranken, bladeren en zelfs gele bloemen. Florale motieven. Maar ook vage vormen die nader onderzoek vragen. En niet alleen in het schip, ook in de apsis in verschillende segmenten. Ik ben benieuwd naar wat daarvan bekend is, ik ga op onderzoek.

Het orgel. Er was net iemand bezig om het orgel te stemmen. Dat klinkt echt anders dan een fraaie fuga van J.S. Bach. Ik mocht wel even boven naar de orgeltribune om te kijken.

Het orgel is gebouwd door Verschueren uit Ittervoort, maar is een verzameling van nieuwe en oudere onderdelen. Er zijn tal van orgelpijpen. Dikke, die meters lang zijn, maar ook pijpjes zo kort en dun als een potlood. De toonhoogte wordt bepaald door de lengte, de klankkleur door de dikte. We zien ook het klavier. Dat zit nu aan de zijkant, maar de kast laat zien dat het ooit aan de achterzijde zat. En tot slot een foto van de balg. We zien het venster in de toren aan de westzijde, rechts daarvan de balg. Het is een luchtkussen dat met pedalen opgepompt wordt. Zo’n typische sportschool-activiteit: afwisselend het gewicht op het linkerbeen tot de pedaal beneden is, gewicht op het rechterbeen tot de pedaal beneden is en doorgaan zolang de muziek duurt. Die pedalen zitten onderaan het T-stuk. Op het luchtkussen ligt een houten deksel verzwaard met stukken steen. Die drukken het deksel naar beneden waardoor de lucht uit de balg stroomt en naar de orgelpijpen gaat. Het oppompen gaat dus tegen het gewicht van de stenen in, puf puf. Natuurlijk gaat dat nu elektrisch.

De toren. Boven de orgeltribune is een vierkante ruimte. Het is het onderste stuk van het rode deel van de toren. De ruimte is een soort museumpje waarin de geschiedenis van de kerk verteld wordt. Op een van de muren zijn twee rode vlakken te zien. Daarin staat tekst. In de kleine: Wilhelmus Heck als leijedecker dese toore geverf hebbende in het jaar Anno 1774 den 21 septem. De kleur was rood. In het grote vlak: deze toren werd hersteld en geschilderd 20 maart 1982 – 12 april 1985 h.a. baaij, v.z. kerkvoogdij. w.j. dingemans. De huidige rode kleur. Apart staat een bord waarop vermeld wordt: In het jaar 1822 is onder de regering der kerkmeesters I. Armand, P.C.Dewaa en I.G. Hupkens, de toren hersteld en opgeverft door den bouwmeester L.Sanders. De kleur was toen ook rood. Maar de toren is ook wit en geel geweest.

In de tegenoverliggende muur is een deurtje naar de ruimte tussen gewelf en dak. En daarboven een deurtje om op het dak zelf te komen.

Nog een etage hoger zien we zware houten balken van de klokkenstoel. Wie goed kijkt ziet het touw waarmee de klok geluid kan worden. Tot slot een blik naar buiten. Maar toen was ik pas op de helft. De rest doe ik nog wel een keer.

Merkwaardige zaken. De doopkapel ligt aan het Vagevuur aan de kant van het Vrijthof. Daar zit een hagioscoop, een heiligenkijker. Het zijn twee raampjes waardoor men vanaf de straat naar binnen kan kijken. Bedoeld voor degenen die de kerk niet in mogen, zo kunnen ze toch volgen wat er binnen gebeurt. De hagioscoop stamt nog uit de katholieke periode van de kerk.

Naast de preekstoel staat deze lezenaar. Die is 17de eeuws en laat de leeuw van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zien, de Generaliteitsleeuw. De leeuw draagt een kroon, heeft een zwaard in de rechter en een bundel met zeven pijlen in de linkerpoot. De bundel pijlen staat symbool voor de eendracht.

Naast de lezenaar staat een stoel met deze rugleuning. De stoel is geschonken door mevrouw Stokvis, directrice van de School voor Schipperskinderen te Maastricht. We zien de stadswapens van Amsterdam en Enschede. Of er een verband is, kon niemand me vertellen.

Aan een pilaar hangen kandelaars uit de tijd dat er nog geen elektrisch licht was. Deze heeft een gebruiksaanwijzing: “Deze kaars niet aansteken, omdat deze gaat lekken i.v.m. luchtturbulentie, gedeeltelijk veroorzaakt door de verwarming.”

Tot slot de zandloper. Die hangt nu bij de apsis, maar hoort eigenlijk bij de preekstoel. En er hoort een geschrift bij met daarin artikel 23: “In den weecke sal een santlooper gesteld worden ende sal den Predicant als den santlooper uytgeloopen is zijn predicatie eyndigen”.

Constructies. De toren heeft een zeskante uitbouw die loopt van de begane grond tot de eerste omgang op 40 meter hoogte. Daarin is de wenteltrap met 218 treden. Onderweg komen we langs het onderste rode deel. Daar is een deurtje dat gaat naar de ruimte tussen het gewelf en het dak. We zien het looppad en ook de bolle gewelven. Vanuit het schip gezien zijn dat de holle welvingen tussen de bogen. Er zijn zijwegen, daar komen we bij de dakkapellen en kunnen we naar buiten kijken. Er zit gaas voor de openingen om vogels en vleermuizen buiten te houden.

Wat hoger in de toren, we zijn nu in het tweede rode stuk, het stuk met de galmgaten. We zien een enorme houtconstructie. We kijken naar boven en zien het luidtouw van de klok.

Wie hoger wil om van het uitzicht te genieten, kan dat door de kerk te bezoeken tussen pasen en de herfstvakantie.

Witgekalkt. De opvattingen over religie tussen katholieken en protestanten verschilden enorm. En toen de katholieke Sint-Janskerk protestant werd in 1633, moest het interieur flink aangepast worden. Geen schilderingen of sculpturen die Jezus, de apostelen of heiligen uitbeelden.

In plaats van ze te verwijderen, vond men een oplossing in het witkalken van het interieur. Gewoon overschilderen. Het is er wel, maar je ziet het niet. Gelukkig maar. Want toen men de kalk verwijderde, begin 20ste eeuw, kwamen er enkele schatten tevoorschijn.

In de apsis vinden we bijvoorbeeld een schildering van het Lam Gods, het Agnus Dei. En aan een pilaar vlak voor de apsis een schildering van Christus als Salvator Mundi, redder van de wereld. Dan zijn er rondom het koor twaalf kraagstenen te zien die de twaalf apostelen voorstellen. Prachtige stukjes, sommige gekleurd, een enkele wat beschadigd.

De laatste afbeelding is van Philippe van Gulpen die in 1820 het interieur geschilderd heeft. Merk op dat er op het koor een tribune staat, de gelovigen konden daar zitten. De dienst speelde zich immers niet af op het koor, maar rondom de kansel die we rechts zien. En we zien dat de kerk helemaal witgekalkt is. Prachtig hoor, maar ik ben blij dat met tegenwoordig een stuk rekkelijker is.

Monumenten, slot. In de Sint-Jan liggen wel 115 grafstenen, de oudste uit 1378, de nieuwste uit 1771. Vooral bij het koor liggen er nogal wat. Bij vele staat wel een naam, maar geen datum van overlijden. Die steen werd bij leven al gekocht. Bij die van Laurens Jonckhans staat: 2 januari 1674, maar bij diens huysvrowe Sophia Mikens staat geen datum. Wel gekocht, maar niet bijgewerkt. Het is de vraag of zij hier wel is bijgezet. Want wie stierf door een epidemie, werd buiten de kerk begraven.

En aan de muren hangen epitaven of gedenkstenen. De vierkante is erg beschadigd, er stonden afbeeldingen op van Maria en Johannes. Weggekapt door Franse soldaten rond 1796, die vonden die vereringen in de godsdienst maar niks. De tekst onderaan zegt in het latijn: Hier is het graf van eerwaarde Van der Hoeven, kapelaan van de Sint-Servaaskerk, overleden Anno 1540.

De zwarte met het dakje is een soort beeldverhaal. Het bevat een wapenrusting met helm, handschoenen, sporen, zwaard en wapenschild. Onder de inscriptie twee leeuwen en daaronder de stoffelijke resten in de vorm van een geraamte. En langs beide randen de wapens van de adelijke families waarmee de overledene verbonden was.

De grote zwarte steen is van Roberto D’Itterssvm. Hij stierf 20 maart 1669. Ook die steen is een beeldverhaal.